Door Edward Appelman op 1 mei 2019 Leestijd: 3 minutes
In het procesrecht geldt: alles valt of staat met bewijs. Een partij die rechtens gelijk heeft, kan dat moeilijk effectueren als dit niet kan worden onderbouwd met relevante bewijsstukken. In de wet zijn verschillende bepalingen opgenomen over diverse categorieën bewijsmiddelen en hun bewijskracht. Daarbij geldt de hoofdregel dat de rechter een grote mate van beoordelingsvrijheid heeft t.a.v. de bewijswaardering. Aan de hand van een recente procedure bespreekt onze advocaat procesrecht hoe een eventueel bewijsprobleem in de praktijk wordt opgelost.
Feiten en procesverloop
De feiten: in deze procedure ging het om een zaak tussen een exporteur, A, en een Italiaanse leverancier, Baroni. Zij deden jarenlang zaken met elkaar bij de inkoop en export van groente vanuit Italië. Op een bepaald moment claimde Baroni dat A nog twee partijen groenten onbetaald had gelaten. Zij sprak A aan tot betaling, maar die weigerde en gaf aan dat dit niet conform de gemaakte (prijs)afspraak was. Wat die prijsafspraak inhield, werd onderwerp van de procedure.
Bewijsverdeling
Partijen gaven tijdens de procedure verschillende verklaringen over de wijze waarop zij zaken deden. A gaf aan dat de directeur van A doorgaans ’s ochtends met Baroni tussen 9.00 en 10.00 ’s ochtends belde om na te vragen welke partij tomaten Baroni ter beschikking had en tegen welke prijs. De twee partijen tomaten die Baroni omstreeks november 2016 aan A had geleverd vermeldden deze prijs echter niet. Baroni en A maakte bij alle bestellingen gebruik van transportbonnen en facturen, waarop het totaalbedrag vermeld stond. Bij deze twee partijen tomaten ontbraken de transportbonnen en facturen echter.
Getuigenverklaring
Baroni gebruikte ter ondersteuning van haar vordering op A gebruik van een getuigenverklaring. Die verklaarde onder meer:
“(…) en ik doen al ongeveer 4 jaar zaken met elkaar. Ik nam dan rond 9-10 uur ‘s ochtends rechtstreeks telefonisch contact op met . Ik noemde dan welke producten ik had tegen welke prijs. belde mij dan tussen 11 en 12 terug of de koop doorging. (…) Als een product niet in orde was, werd het product niet ingeladen. Aanvankelijk handelde ik met op een andere naam, maar vanaf ongeveer oktober 2016 heeft hij gevraagd of de factuur op naam van kon worden gesteld. De facturen waar het hier om gaat, waren één van de eerste facturen op die naam. De prijs voor de producten werd bepaald op basis van de markt: vraag en aanbod. Voor de twee facturen waar het hier om gaat, waren de producten afkomstig uit Marocco. De producten bevonden zich in Perpignan. (…) Ook die prijs is marktconform bepaald. De afspraken werden mondeling gemaakt. De schriftelijke bevestiging daarvan bestond uit de transportbonnen en de facturen die van de kant van Baroni aan werden gestuurd. Deze documenten werden door een medewerker van Baroni verzonden."
Omkering bewijslast
Omdat Baroni A aansprak tot betaling, rustte op A de bewijslast dat zij wél had betaald. De rechter keerde echter in deze procedure echter de bewijslast om: het was aan Baroni om aan te tonen of A al dan niet had betaald. Het is vanzelfsprekend voor een verkoper in een dergelijke situatie lastig om aan te tonen dat een koper niet betaald heeft. De reden voor deze toepassing was echter dat A ook in 'bewijsnood' verkeerde maar daarentegen wel een plausibele verklaring kon geven t.a.v. de wijze waarop partijen met elkaar zaken deden. Ook gaf A een plausibele verklaring voor het feit dat deze partijen onbetaald waren gelaten, want zij voerde daaromtrent aan dat deze naar Rusland diende te worden vervoerd. Zij gaf aan dat partijen juist t.a.v. deze partij tomaten geen afspraak hadden gemaakt omdat Baroni van de tomaten af moest en Rusland in die tijd bovendien Europese producten boycotte. Omdat Baroni niet kon aantonen waarom op alle transportbonnen tussen partijen wel een prijs stond vermeld en op deze niet, slaagde Baroni daardoor niet in haar bewijslevering. Dit leidde ertoe dat de vorderingen van Baroni tot betaling van A werden afgewezen.