Wanneer iemand onder bewind is gesteld, is dat in veel gevallen een tijdelijke maatregel. Diegene kan, wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden, een beëindiging vragen van de bewindvoering bij de rechtbank. Hoe dat in zijn werk gaat en welke voorwaarden gelden, bespreekt onze advocaat personen- en familierecht aan de hand van een recent arrest.
Gronden voor bewindvoering
In die procedure ging het om een man die onder bewind was gesteld wegens PDD-NOS en ADHD in combinatie met geheugenproblematiek. De man was per mei 2015 onder bewind gesteld. Ten tijde van de aanstelling van de bewindvoerder was de man pas 18 jaar oud. De man was onder meer onder bewind gesteld omdat hij vanwege zijn geheugenproblematiek moeite had om dingen te leren. Met het langetermijngeheugen daarentegen had hij geen moeite.
Standpunt man: opheffing bewind is gerechtvaardigd
In de procedure bij de rechtbank verzocht hij om opheffing van het bewind. De rechtbank had dat verzoek afgewezen. Omdat de man het hier niet mee eens was, stelde hij in. Bij het hof voerde hij ter onderbouwing aan dat hij de afgelopen drie jaar heeft geleerd om met zijn geheugenproblematiek om te gaan. Momenteel ervaarde hij naar eigen zeggen geen beperkingen. Hij toonde aan voldoende leerbaar te zijn en volgde een werk-leertraject bij een hoveniersbedrijf. Daarnaast volgde hij een mbo-opleiding op niveau drie en zou het werkverband bij zijn werkgever daarna nog doorlopen. Tot slot kon hij aantonen voldoende met geld om te kunnen gaan omdat hij op financieel vlak geen risico’s nam. Dit ondanks dat hij van de bewindvoerder nimmer had geleerd om met geld om te gaan. Gelet op deze omstandigheden was hij van oordeel dat de bewindvoering moest worden opgeheven.
Standpunt bewindvoerder
De bewindvoerder voerde daarentegen als verweer dat de man niet voldoende kon bewijzen dat hij zelf weer in staat was om zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Volgens de bewindvoerder was het de man vooral te doen om de kostendelersnorm. Dit namelijk omdat de man de leeftijd van 21 had bereikt. De bewindvoerder was van oordeel dat dit geen reden kan zijn om het bewind op te heffen. Tot slot had de bewindvoerder twijfel bij de vraag of de man zijn belangen zou kunnen behartigen als hij op zichzelf zou gaan wonen. Volgens de bewindvoerder diende er eerst te worden toegewerkt naar zelfredzaamheid. Eventueel dat daarna pas de bewindvoering tot een einde zou kunnen worden gebracht.
Overwegingen hof
Het hof overwoog als volgt. Volgens de wet kan worden opgeheven als voldaan is aan de volgende voorwaarden (art. 1:449 lid 2 BW):
De rechter kan het bewind opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de bewindvoerder of degene die gerechtigd is het bewind te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432 BW, alsmede ambtshalve. Dit laatste betekent dat de rechter ook op eigen initiatief kan overgaan tot beëindiging van het bewind.
Eindconclusie
Op grond van de wet dient de rechter te beoordelen of bij een sprake is van een lichamelijke of geestelijke toestand dan wel of er sprake is van verkwisting of het hebben van problematische schulden, wat maakt dat dit een bewind rechtvaardigt. Volgens het hof was daar bij de man geen sprake (meer) van. Het hof nam daarbij in overweging dat de man serieus bezig was met zijn opleiding en met zijn werk. Hij had enige tijd geleden zijn rijbewijs gehaald om zijn kansen op een baan te vergroten. Op basis daarvan, alsmede het feit dat hij een mbo-opleiding niveau drie volgde en werkzaam was als hovenier, concludeerde het hof dat de man niet zodanig werd beperkt dat dit een bewind rechtvaardigde. Op grond daarvan concludeerde dat er geen grond aanwezig meer was voor het bewind. Het hof hief om die reden het bewind op.