Door Edward Appelman op 6 augustus 2019 Leestijd: 3 minutes
Recent boog de rechtbank Den Haag zich over een interessant internationaal geschil tussen twee ouders. Zij hadden het gezamenlijk gezag over hun kind, maar de moeder wenste zich met het kind in Nederland te vestigen. De vader daarentegen verkoos Albanië als vaste woon- en verblijfplaats. De ouders lagen aldus in een clinch, wat verergerd werd omdat de moeder inmiddels reeds met het kind naar Nederland was vertrokken. Onze advocaat personen- en familierecht legt uit hoe de rechtbank het geschil beslechtte.
Interlandelijke verdragen
Tussen landen zijn er tal van afspraken gemaakt over het ouderlijk gezag. Deze zijn vastgelegd in verdragen. De belangrijkste is het Haags Kinderontvoeringsverdrag, waarbij 95 landen zijn aangesloten. Het achterliggende doel van het verdrag is eenvoudig: een ouder die het gezamenlijk gezag over een kind heeft, mag het kind niet zomaar zonder toestemming van de andere ouder naar een ander land overbrengen. Doet de ouder dat wel, dan kan er sprake zijn van
kinderontvoering. Ouders hebben daardoor tal van (wettelijke) mogelijkheden. Ze hoeven daarvoor niet naar het buitenland: de nationale rechter kan een uitspraak wijzen. Het land waar het kind verblijft heeft vervolgens de plicht om op grond van het verdrag de teruggeleiding van het kind te realiseren.
Toestemming verhuizing?
In het geschil waar het hier om draaide had de moeder in eerste instantie fout gehandeld. Zij en de vader waren gedurende lange tijd in Albanië woonachtig geweest. Toen de moeder besloot om met het kind naar Nederland af te reizen, startte de vader een procedure bij de rechtbank Den Haag. Hij vond dat de moeder in strijd met het gezagsrecht had gehandeld door hem geen toestemming te vragen voor de
verhuizing met het kind naar Nederland.
Haags Kinderontvoeringsverdrag
De rechtbank sloot zich daar in eerste instantie bij aan. Belangrijkste kernbepaling in de procedure was art. 3 van het Haags Kinderontvoeringsverdrag. Daarin is bepaald, dat er sprake van ongeoorloofde overbrenging of ongeoorloofde vasthouding in de zin van het Verdrag wanneer de overbrenging of het niet doen terugkeren geschiedt in strijd met een gezagsrecht ingevolge het recht van de staat. Voorwaarde is wel dat dit recht alleen of gezamenlijk werd uitgeoefend op het tijdstip van het overbrengen of niet doen terugkeren, dan wel dat dit zou zijn uitgeoefend als een zodanige gebeurtenis niet had plaatsgevonden.
Effectief gezag?
In deze procedure speelde echter een uitzondering: vast moet namelijk staan dat de ouder het gezag daadwerkelijk uitoefent. De moeder kon echter aantonen dat de vader al lange tijd geen effectief gebruik van het gezag had gemaakt. Zo bekommerde hij zich reeds 4 jaar niet meer om het kind en had hij geen bijdrage geleverd in de zorg en opvoeding. Het oudste kind kon dit bovendien bevestigen: zij verklaarde dat haar vader inderdaad lange tijd in het gezin afwezig was geweest.
Nationale wet- en regelgeving
Dat bood de rechtbank voldoende aanknopingspunten om af te wijken van de hoofdregel. Die luidt, dat van een daadwerkelijke uitoefening van het gezagsrecht geen sprake is als de ouder het kind niet feitelijk verzorgd en opvoedt. Ook niet onbelangrijk detail was dat de rechtbank zich aansloot bij art. 215 van de Albanese Family Code:
“Parental responsibility includes a set of rights and obligations aimed at assuring the emotional, social and material well being of the child, taking care of him/her, maintaining personal relations with him/her, assuring him/her nurture, education, edification, legal representation and administration of his/her wealth.”.
Geen gezamenlijk gezag
Kort samengevat kwam de rechtbank op basis hiervan tot de conclusie dat de vader naar het recht van Albanië op geen enkele wijze invulling had gegeven aan het gezag. Er was in zekere zin dus geen sprake van
gezamenlijk gezag. Op grond daarvan stond volgens de rechtbank vast dat de moeder voor de verhuizing naar Nederland zijn toestemming niet nodig had. De rechtbank wees de verzoeken van de vader af.