Regelend recht houdt in dat de wet een aanvullende werking heeft als partijen bepaalde afspraken in de overeenkomst niet hebben gemaakt. In dat geval heeft de wet een aanvullende werking op een tussen partijen gesloten overeenkomst. Een voorbeeld is de overdraagbaarheid van vorderingen. De Nederlandse wet schrijft voor dat vorderingen tussen de schuldeiser en schuldenaar mogen worden overgedragen, tenzij ze onderling andere afspraken hebben gemaakt. Hebben ze hierover dus niets afgesproken, dan heeft de wet aanvullende werking.
Een andere variant is dwingend recht: in dat geval mag er in de overeenkomst geen afspraken worden gemaakt ten nadele van de zwakste partij. Dit komt veel voor in het huur- en arbeidsrecht, waar de huurder en de werknemer als zwakste partij worden aangemerkt. Om hen een sterkere positie te geven, heeft de wetgever bepaald dat in dergelijke gevallen geen afspraken mogen worden gemaakt die voor hen ongunstiger zijn dan de wettelijke bepalingen.