Onlangs werd in de media breed uitgemeten dat een hoogleraar aan de UvA zich schuldig zou hebben gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag. Het NRC deed onderzoek en stelde schriftelijk vragen aan de betrokken hoogleraar, waarna zij voornemens waren n.a.v. daarvan een artikel te schrijven en te publiceren. De hoogleraar vorderde aansluitend door middel van een van een kort geding een publicatieverbod, althans dat zijn naam in het artikel onherkenbaar zou worden gemaakt. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de hoogleraar toe. Onze advocaat mediarecht bespreekt hoe de voorzieningenrechter tot zijn oordeel is gekomen.

Onderzoek door het NRC naar aanleiding van incidentmelding bureau BK&S

De hoogleraar was tot en met eind 2018 werkzaam als hoogleraar aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de UvA. Daarnaast was hij tussen 2011 en 2018 raadsheer-plaatsvervanger bij het gerechtshof Amsterdam. Nadat de arbeidsverhouding bij de UvA door middel van een vaststellingsovereenkomst eind 2018 werd beëindigd, constateerde het bureau BK&S op enig moment dat er binnen de UvA sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag. De UvA bracht daarop een persbericht naar buiten, waarna de media er een nieuwsitem van maakte. Al snel brachten diverse media de hoogleraar in verband met de misstanden. Aansluitend benaderde het NRC de hoogleraar om de informatie te verifiëren, met aansluitend het voornemen om daarover een artikel te schrijven en het op woensdag 15 mei 2019 te publiceren.

Vordering tot publicatieverbod voornaam en achternaam

De hoogleraar startte daarop een kort geding. In de procedure vorderde hij een verbod op het publiceren van zijn voornaam en achternaam  in het artikel. Daarnaast mocht NRC ook geen portret van de hoogleraar bij het artikel plaatsen, zulks op straffe van een dwangsom van €50.000,- per dag.

Fundamentele rechten: geen rangorde tussen beide belangen

Zoals gebruikelijk bij soortgelijke kwesties komt het bij de beoordeling aan op twee fundamentele rechten: namelijk, enerzijds het recht op vrijheid van meningsuiting (art. 10 EVRM) aan de zijde van het NRC en anderzijds de bescherming op privéleven aan de zijde van de hoogleraar (art. 8 EVRM). Volgens de hoogleraar was publicatie van zijn voornaam en achternaam disproportioneel, want dit zou onherstelbare schade tot gevolg hebben. De beschuldigingen in het artikel zouden immers maar blijven opduiken. Dat zou niet alleen schade tot gevolg hebben voor hemzelf, maar ook voor zijn gezin. Bovendien zou dat niet enkel beperkt blijven tot zijn professionele leven, maar ook zijn privéleven. Tot slot ging het volgens hem niet om de inhoud van het artikel, maar enkel om een verbod tot publicatie van zijn naam.

NRC: zwaarwegend belang bij publicatie i.v.m. misstanden

Het NRC stelde tegen dit belang dat zij een zwaarwegend belang had bij publicatie van het artikel inclusief de voornaam en achternaam van de hoogleraar. Het NRC wilde namelijk het grensoverschrijdend gedrag van de hoogleraar zelf aan de kaak stellen. Daarnaast wilde het NRC de misstand aan de orde brengen: dat de UvA er (aanvankelijk) niks mee had gedaan.

Rechter: hoogleraar kan worden aangemerkt als public figure

Ten eerste oordeelde de rechter in kort geding dat de hoogleraar in zekere zin kon worden aangemerkt als public figure. Daardoor hoefde hij in beginsel minder te dulden van hetgeen de media over hem schrijft. De rechter vond namelijk dat de hoogleraar werkzaam was aan de UvA, dat hij hoofd van zijn vakgroep was, dat hij plaatsvervangend raadsheer was bij het gerechtshof Amsterdam, waarmee hij publieke functies uitoefende. Hij trad bovendien -ook al was het in geringe mate- naar buiten met publicaties, opinies en webcolleges. Gelet daarop heeft de hoogleraar, aldus de rechter, in zekere zin mediabelangstelling te dulden.

Impact van social media en NRC als kwaliteitskrant bepalend bij verbod

Daarnaast oordeelde de rechter dat het in dit geval NRC in beginsel vrij staat om het artikel over grensoverschrijdend gedrag te publiceren. De rechter oordeelde echter dat het te ver voer dat de hoogleraar tot in de lengte der jaren met naam en toenaam aan de publieke schandpaal te nagelen. Zulks kwam mede vanwege de impact die social media heeft, of kan hebben op het privéleven van een persoon. Ook achtte de rechter het van belang dat het NRC bekend stond als kwaliteitskrant, zodat alle uitingen die in het artikel staan vervat in beginsel voor waar zullen worden gehouden. Daar stond echter tegenover dat vele feiten in het artikel door de hoogleraar werden betwist.

Zorgvuldig feitenonderzoek door het NRC?

Het NRC voerde nog aan dat zij zich had gebaseerd op zorgvuldig feitenonderzoek en dat zij meerdere bronnen zou hebben gesproken. Van de meest ernstige beschuldigingen -waaronder aanranding en het hebben van seksueel contact met een kwetsbare studente- was het feitenmateriaal echter zeer summier. Er was geen aangifte tegen hem gedaan en er liep geen strafrechtelijk onderzoek. Binnen zijn professionele kring zou de impact van publicatie van zijn naam desastreuze gevolgen hebben.

Scheiding privéleven en professionele leven bepalend?

Tot slot deed het NRC een beroep -en de voorzieningenrechter deelde deze mening- dat de hoogleraar in zekere zin ‘op de blaren moest zitten’ vanwege zijn wangedrag, maar dat hoefde volgens de voorzieningenrechter niet zo ver te gaan dat de hoogleraar ook in zijn privéleven zou worden geraakt. Aldus werden de vorderingen van de hoogleraar toegewezen en diende het NRC de voornaam en achternaam van de hoogleraar te anonimiseren.

Door Edward Appelman op 15 mei 2019 Leestijd: 4 minutes